De bal ligt bij… Koen Odding!
Dag lezers, aanstaande tegenstanders maar vooral mede tennisfanaten. Allereerst, bedankt Leonie, voor deze ontzettende eer om in dé digitale ALTB nieuwsbrief een kans te krijgen mezelf te beschrijven. Een kleine anekdote Oja, en de bal geef ik door aan Wouter, mijn broer. Kusje
Het was in de zomer van 2017, mijn luie, logge, langzame lijf had een volledig jaar geen enkele vorm van beweging mogen ontvangen. Mensen keken raar op als ik mezelf langs hen sleepte, probeerden te ontcijferen waar mijn kin begon, en waar mijn nek zou kunnen eindigen. Ik wist het zelf ook niet meer. Mijn avonden versleet ik op een ingezakte chaise longue die als een mal kon worden gebruikt, mocht je een perfecte replica van mijn dikke reet willen smelten. Witte papieren-zakken thuisbezorgd werden dagelijks kundig op mijn buik geposteerd, om vervolgens als een obese otter de gefrituurde inhoud naar mijn mond te kunnen schuiven. Nergens zag je nog iets terug van de jongen die ooit was. Mijn libido voor het leven, gezakt naar het niveau van een a-seksuele eunuch.
Tot op een dag, ik belandde in een droom, die mijn wereld een gigantische tets op billen gaf. Uit de leegte van het bestaan doemde, daar in de verte, een felgele stip om mij af. Eerst heel klein, daarna steeds groter en groter totdat de beeltennis van een pluizige bal zichzelf aan de oppervlakte toonde. Met trillende handen en tranende wangen draaide ik de bal om, om daar de viltstiften tekst aan te treffen, nog even helder als de dag dat het werd gezet: Kusje – M. Verkerk. Roland Garros, 6 juni 2003. Het was de matchbal die ik als Koentje ving in de halve finale. Kleine Koenemans, de jongen met tijd aan zijn zijde, als kleingeld in de zak van een zwerver tijdens kerst. Koekemanskie, konus makaronus, koen-meloen, koen-poep-aan-zijn-schoen-koen, als een bliksemschicht schoot de jeugdige elan weer door mijn lichaam heen.
Bloed pompte, waar het al jaren niet had gepompt en deze jongen stond, weer met beide benen op een gravel ondergrond. Wat onlangs onbegonnen was, vermorzeld door een donderslag. Omslachtig spande hij snaren van zijn eigen vette haren, helemaal alleen, op een eikenhouten frame, ten tonele verscheen de ace die het leven weer wat vreugde heeft meegegeven.